Samenvatting symposium 9 juni 2023

Na de opening door NIT-voorzitter, Gert-Jan Kleinrensink, die de circa 30 aanwezigen van harte welkom heet, krijgt Niels Schermel (bestuurslid NIT) het woord en zet hij een dialoog in gang over schouwen.

Dialoog over schouwen

Hij geeft aan in zijn betoog dat thanatopraxie zo’n 10 à 15 jaar geleden andere omstandigheden kende dan nu. Het is voor een thanatopracteur behoorlijk complexer geworden. Zo wordt de behandeling vaker toegepast in een thuissituatie, is er soms sprake van corpulentie, langere doorbehandeling bij ziekte en oedeemvorming. De ervaring leert dat doorvragen naar uiterlijke kenmerken bij een melding zinvol is, óf door de uitvaartverzorger óf door de thanatopracteur. Te vaak gebeurt dit niet voldoende en is een thanatopraxiebehandeling op voorhand niet mogelijk maar is dit niet voldoende uitgevraagd. Voor de nabestaanden is dat een teleurstelling. In dialoog met de aanwezigen worden casussen over dit onderwerp besproken, evenals de rol van de uitvaartverzorger. Hieruit blijkt dat duidelijk communicatie naar nabestaanden essentieel is. Deze rol niet wordt niet altijd goed opgepakt.  

Schouwen door de forensisch arts

Over het schouwen van een overledene valt nog veel meer te zeggen. Voor dit onderwerp staat Thymen Kerver, forensisch arts, op het programma. Hij geeft in zijn verhaal aan in welke situatie bij overlijden een forensisch arts wordt geconsulteerd. Dat is wanneer er sprake is van een niet-natuurlijke door of bij twijfel over een natuurlijke dood. Formeel heeft de thanatopracteur geen rol in dit speelveld maar bij twijfel over een natuurlijke dood geeft hij aan dat ook de thanatopracteur uit moreel-ethisch oogpunt dit moet aangeven bij de uitvaartverzorger of anders rechtstreeks met de forensisch arts. Hij adviseert om altijd een aantekening te maken over de twijfel. Het is namelijk verwijtbaar wanneer er geen melding wordt gedaan.  

Hoe zien we de toekomst in thanatopraxie?

Gert-Jan Kleinrensink geeft een aantal stellingen die wederom een dialoog op gang brengen.

De invasieve postmortale zorg zou een aparte vernoeming/ paragraaf moet krijgen in de nieuwe Wet Op de Lijkbezorging (WOL). De meerderheid voelt ervoor om dit in het kader van de integriteit vast te leggen.

De invasieve postmortale zorg zou een registratiesysteem moeten krijgen vergelijkbaar met het BIG-register in de gezondheidszorg. Dit wordt als een goede stap gezien. Het BIG-register kan overigens niet gebruikt worden want dat is sec bedoeld voor medici en zorgprofessionals.

Over 5 jaar is er een centraal en landelijk georganiseerd centrum voor de opleiding tot thanatopracteur.

Dit is een wens maar het is duidelijk dat dit afhankelijk is van de kaders die in de wet worden gecreëerd. Men voelt wel voor een centraal landelijk examen.

PE-puntensystematiek, wat kan er en wat is er nodig?

Evert de Niet (penningmeester NIT) legt uit dat kwaliteit nodig is om de branche op niveau te houden en dat er blijvend gewerkt moet worden aan kennis. De opleiders en thanatopracteurs in het register zijn benaderd voor opgave van onderwerpen en opleidingen die kunnen meetellen in dit systeem. De thanatopracteurs kunnen daar nog meer zelf in betekenen en bijvoorbeeld intervisieavonden organiseren. Elk initiatief is welkom en wordt voorgelegd aan de accreditatiecommissie (NIT/NaVU) die dit met punten gaat waarderen. We zien allemaal nut en noodzaak in van PE-puntensystematiek en certificering. Het NIT doet er alles aan om invloed bij de wetgever uit te oefenen. Uiteraard in het belang van de klant.

Wet op de lijkbezorging

Brigitte Wieman, directeur BGNU, is als spreker uitgenodigd voor het laatste onderwerp en geeft uitleg aan haar betrokkenheid bij de Wet op de lijkbezorging. Ze haalt haar input voor een bijdrage aan deze wet uit de contacten die de BGNU heeft in de uitvaartzorg. Ze nodigt ook de thanatopracteurs of het NIT uit om deel te nemen aan de gesprekken hierover. Het NIT geeft aan dat een exameninstituut eigenlijk geen belang heeft zoals alle andere brancheverenigingen maar zal het opnieuw overwegen. Brigitte begint haar betoog met een zevental doelen die een rol moeten spelen bij de aanpassingen in de wet.  

Invasieve handelingen zouden in de wet genoemd als voorbehouden handelingen genoemd moeten worden.

Ook pleit ze voor een geschillencommissie voor ondernemers in de uitvaartbranche. Het is een goede manier om het vertrouwen in de sector te houden.

De wet moet ruimte bieden aan nieuw vormen van lijkbezorging.  Ze doelt hiermee op bijvoorbeeld resumeren, composteren/veraarden. De kans is groot dat er snel nieuwe varianten komen. Dit moet geen vertraging oplopen.

Ook vindt de BGNU dat het melden van medische risico’s na overlijden verplicht moet worden, in het kader van de veiligheid van de behandelaar. Vercommercialiseren van een lichaam is een aspect waarover ook waarschijnlijk iets wordt opgenomen in de wet.

Zij voegt toe dat het opzettelijk schade toebrengen aan een overledene strafbaar moet worden.

De bewaartermijn van as is ook een belangrijk aandachtspunt. De BGNU pleit voor minimaal twee weken. Brigitte legt uit dat niet altijd iedereen op de hoogte is van een overlijden bijvoorbeeld wanneer de familie is gebrouilleerd en dan is twee weken op zijn plaats.

Als laatste punt geeft ze aan dat een gemiddelde grondwaterstand gewenst is bij begraafplaatsen. Wanneer deze te hoog is geeft dit ongemak bij het ruimen. Ze noemt dit punt omdat er steeds meer gebruik wordt gemaakt van natuurbegraafplaatsen en daar sprake is van een andere grondwaterstand dan bij ‘reguliere’ begraafplaatsen.

Diploma-uitreiking

Het symposium wordt beëindigd met een feestelijke diploma-uitreiking aan twee kandidaten met aansluitend een lunch. Het NIT kijkt terug op een waardevolle bijeenkomst waarin iedereen actief meedeed en meedacht in de onderwerpen en dialogen.