Persbericht biociden wetgeving t.b.v lichte balseming/thanatopraxie

“Samen op weg naar meer professionaliteit” was de titel van het symposium, op 3 juni jl. georganiseerd door het Nederlands Instituut voor Thanatopraxie (NIT) voor vakmensen in de uitvaartbranche. Mw. ing. I.F.G.A. Scheijgrond, werkzaam als inspecteur bij de vakgroep Biociden van Inspectie Leefomgeving en Transport gaf uitleg over de Nederlandse en Europese biocidenwetgeving en de wijzigingen die van belang zijn voor thanatopraxie. Samenvattend blijkt dat diverse producten die gebruikt worden in de uitvaartbranche onder deze wet en regelgeving vallen (Nederlandse Wet gewasbescherming en biociden (Wgb) en de Europese Biocidenverordening (BPR)). Van belang is dat deze producten alleen gebruikt mogen worden, wanneer het Ctgb deze heeft toegelaten. Deze producten zijn te herkennen aan het toelatingsnummer op het etiket of te vinden op de site (www.ctgb.nl). De BPR treedt gefaseerd in werking, zij kent een registratieverplichting en termijn voor de werkzame stoffen van een product en daarnaast moet elk product een toelating hebben. Dat kan een Europese toelating zijn of een Nederlandse. De registratie van de werkzame stoffen moet bij het ECHA (European Chemical Agency) in Helsinki gebeuren voor 01-09-2015.

Toelichting

Binnen de beroepsgroep uitvaartverzorging en thanatopraxie gebruikt men regelmatig (al dan niet bewust) biociden. Dat gebeurt bij het ontsmetten van personen, de ruimte, de apparatuur en de omgeving. Ook zijn de middelen die bij thanatopraxie worden toegepast (om de overleden personen te conserveren) biociden.

De definitie van biocide is (BPR):

 — alle stoffen of mengsels die, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd, die uit één of meer werkzame stoffen bestaan dan wel die stoffen bevatten of genereren, met als doel een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, de effecten daarvan te voorkomen of op een andere dan louter fysieke of mechanische wijze te bestrijden;

— alle stoffen of mengsels die worden gegenereerd (In Situ) door stoffen of mengsels die zelf niet vallen onder het eerste streepje, (en die gebruikt worden met als doel een een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, de effecten daarvan te voorkomen of op een andere dan louter fysieke of mechanische wijze te bestrijden;)

In deze definitie is dus het doel waarvoor de werkzame stof wordt gebruikt belangrijk, niet zozeer het percentage waarin deze stof wordt gebruikt. Dat wordt wel bij de toelating meegenomen en beoordeeld. Van sommige stoffen is het de bedoeling dat deze op Europees niveau worden uitgefaseerd.

Binnen de uitvaartbranche wordt een aantal producten gebruikt dat onder de biocidenverordening valt. Denk daarbij aan het gebruik van desinfecteermiddelen in diverse vormen als chloortabletten, alcohol 70%, desinfecterende doekjes en desinfecterende schoonmaakmiddelen. Deze hebben ook een toelating CTGB nodig en worden vermeld in de productgroepen 1 en 2, (zie verderop). Voor de specifieke balsemingsvloeistof is productgroep, PT 22, (vloeistoffen voor balsemen en opzetten: producten voor het desinfecteren en conserveren van dode mensen of dieren, of delen daarvan) van belang. Het Ctgb heeft in deze productgroep geen enkele toelating verleend (mei 2015). De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is daarom een aantal activiteiten gestart om de naleving van wet- en regelgeving binnen de uitvaartbranche te verbeteren en is met name gericht op de producenten van de producten en de thanatopracteur zelf. Ook andere rijksinspecties zoals de Inspectie Sociale zaken en Werkgelegenheid (ISZW) en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) ) houden toezicht op deze wet en regelgeving.

Wettelijk kader

In de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) uit 2007 staan de regels voor het gebruik van biociden. Er zijn vele soorten biociden. In de regelgeving wordt onderscheid gemaakt tussen 22 soorten, variërend van conserveringsmiddelen tot insecticiden, van balsemingvloeistof tot vuilwerende coatings voor schepen. Biociden mogen pas op de Nederlandse markt zijn na beoordeling van hun gevaareigenschappen in een toelatings-procedure. Dit is de taak van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). In Nederland zijn zo’n 1400 middelen toegelaten. Toegelaten middelen zijn herkenbaar aan het toelatingsnummer op het etiket. Het Ctgb geeft voor biociden die zijn toegelaten ook een gebruiksvoorschrift dat ook op het etiket moet staan. Het is verboden deze middelen anders te gebruiken dan volgens het gebruiksvoorschrift. Een middel zonder toelatingsnummer mag dus niet worden verhandeld of worden gebruikt in Nederland. Een lijst van aangemelde middelen is te vinden op de website van het Ctgb (www.ctgb.nl).

Vanaf 1 september 2013 is de nieuwe biocidenverordening van kracht geworden (528/2012/EU), de BPR. Deze verordening vervangt in belangrijke mate de nationale wetgeving. Informatie over deze verordening en de veranderingen die deze met zich mee brengen kunt u vinden op de sites van het Ctgb en ECHA. Bij het Ctgb is ook de servicedesk (www.ctgb.nl of (0317)471810) voor biociden ondergebracht en men geeft regelmatig voorlichting. In essentie is er niet veel veranderd. Voor biociden is nog steeds een toelating nodig en voor het gebruik ervan zijn regels. Nieuw is dat er toelatingen voor de gehele Europese markt kunnen worden verkregen en dat ook voor groepen (vergelijkbare) middelen een toelating mogelijk is.

De BPR treedt gefaseerd in werking. De voorziene einddatum is 01-09-2017. Van belang is dat de producenten van de biociden zorgen dat hun producten voor 01-09-2015 worden aangemeld bij het ECHA Helsinki. Dit is een eerste registratie. Dat houdt nog niet in dat er een toelating is of wordt verleend. Middelen die in Nederland worden gebruikt dienen een toelating te hebben van het CTGB. Ook indien er een wederzijdse erkenning of een Unietoelating wordt aangevraagd, heeft het CTGB een rol bij het verlenen van een toelating.

Produktgroepen van belang voor thanatopraxie

PT 1 Menselijke hygiëne Producten in deze groep zijn biociden voor menselijke hygiëne, aangebracht op of in contact gebracht met de huid met als hoofddoel deze te desinfecteren.
PT 22 Vloeistoffen voor balsemen en opzetten Producten voor het desinfecteren en conserveren van dode mensen of dieren, of delen daarvan.
 PT 2 Desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt Producten voor desinfectie van oppervlakken, materialen, uitrusting en meubilair die niet worden gebruikt voor rechtstreekse aanraking met voedingsmiddelen of diervoeders.

 

Er zijn nog meer Europese regels van toepassing op de chemische stoffen die gebruikt worden in de uitvaartverzorging.

REACH (Registratie en informatie van chemische stoffen) en CLP (Classification Labelling en Packaging)

  • Daar waar een stof toegelaten is en valt onder de BPR, wordt dit als een REACH registratie beschouwd.
  • Vereist zijn o.a. informatiebladen (VIB’s of MSDS). Informatiebladen moeten door de producent aan de gebruikers in de keten beschikbaar worden gesteld.
  • Etikettering van de middelen (CLP) ook vanuit de Biocideverordening (BPR) stelt eisen over wat op het etiket vermeld moet staan.