Persbericht: NIT stuurt aan op melding en registratie van gebruik van biociden

Het Nederlands Instituut voor Thanatopraxie (NIT) registreert sinds enkele jaren behandelgegevens van de bij haar ingeschreven thanatopracteurs. Het doel is om in de toekomst in de pas te lopen met de richtlijnen vanuit de overheid. In Nederland was balseming van overledenen tot 2010 verboden (artikel 71 van de Wet op de Lijkbezorging). Sindsdien is een kortdurende conservering van een overledene toegestaan. Tot 2016 werd er van de gebruikte vloeistoffen/chemicaliƫn geen melding gedaan. De huidige wetgeving vereist goedkeuring en registratie van toe te passen biociden (balsemvloeistoffen en desinfecteermiddelen).

In het kader van de veranderingen in de Nederlandse en Europese biocidenwetgeving volgt het NIT de ontwikkelingen m.b.t. registratie van behandelingen en gebruik van vloeistoffen. Samenvattend blijkt dat diverse producten die gebruikt worden in de uitvaartbranche onder deze wet en regelgeving vallen (Nederlandse Wet gewasbescherming en biociden (Wgb) en de Europese Biocidenverordening (BPR). Van belang is dat deze producten alleen gebruikt mogen worden, wanneer het Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden) deze heeft toegelaten. De producten zijn te herkennen aan het toelatingsnummer op het etiket of te vinden op de site (www.ctgb.nl). De BPR is gefaseerd in werking getreden. Zij kent een registratieverplichting en termijn voor de werkzame stoffen van een product en daarnaast moet elk product een toelating hebben. Dat kan een Europese of Nederlandse toelating zijn. De registratie van de werkzame stoffen zijn bij het ECHA (European Chemical Agency) in Helsinki voor september 2015 in kaart gebracht. Het NIT juicht melding en registratie toe. Ze brengt dit in haar eigen organisatie in kaart.